Informatie over de 'Lelievlet'
Een stukje geschiedenis.... (uit de 8e druk van het boekje 'De Lelievlet')
Na de 2e wereldoorlog waren er geen geschikte schepen voor de zeeverkenners. Er werd dan ook gevaren met alles wat te verkrijgen en betaalbaar was. Het grote probleem was dat deze schepen ongeschikt waren voor het doel: relatief gauw beschadigd, zeer arbeidsintensief (hout) en kostbare reparaties. Wedstrijdvaren was door de diversiteit niet goed mogelijk.
De initiatiefnemer van de bouw van de Lelievlet was schipper Stokman, leider
van een Zeeverkenners groep uit Breda. Bij de beroepsschippers in Zeeland had
hij een vletje gezien wat (in een iets grotere uitvoering) best geschikt leek.
Deze vletjes werden door Teunis Beenhakker in Kinderdijk gebouwd.
De voorloper van de vlet is eigenlijk een zg. vleugbootje, bestemd voor de Zeeuwse
vissers. Hieruit is in 1945 voor een beroepsschipper het 1e vletje gebouwd die
in verband met de prijs, eenvoudig van constructie moest zijn. Ze werden iets
dieper dan de vleugbootjes en van luchtkasten voorzien.
Op verzoek van de RP werd in 1947 begonnen met het nummeren van de schepen.
Het nummer kwam op het voorschot aan bakboord ter hoogte van het dek. De gemaakte
vletjes werden nageteld en zodoende werd begonnen met nummer 104.
In 1956 kwam schipper Stokman bij de fa. Beenhakker met het verzoek om 2 proefboten
te bouwen waarvan 1 voor eigen rekening. Deze boten moesten aan de volgende
criteria voldoen:
De 2 proefschepen werden gebouwd in de lengte 4.80 en 5.60 meter, met gelijke zwaardkasten en met het zelfde tuigage van 12 m2. De zwaardkasten waren gelijk met een grote schuine kant. De masten (sparretjes) waren met beugeltjes aan het voorschot bevestigd.
Opmerkelijk is wel de opmerking van schipper Stokman aan Beenhakker: Als het
een jeugdboot wordt, dan worden het er misschien wel 25 (in 1987 ruim 1200).
Het model van 5.60 meter liep beter dan het model van 4.80 meter zodat voor
5.60 meter werd gekozen. In eerste instantie werd er door de NPV afwijzend op
gereageerd. In 1958 of '59 werd er door schipper Koopman uit Dordrecht wel wat
in gezien en deze kocht er een voor eigen rekening om gebruikt te worden in
een NPV groep. Sommige oudere vletten hebben geen bouwnummer. In juni 1986 was
de telling van het aantal door Beenhakker gebouwde schepen opgelopen tot 8784.
Momenteel wordt de fa. Beenhakker voortgezet door Jacob Beenhakker en zoon Theo.
Door Bert Nagelkerke en Henk Bos werd in 1969 de Thor Heyerdaal zeeverkennersgroep
in Heemskerk opgericht en door het ontbreken van voldoende financiën werd
besloten tot zelfbouw van de Lelievlet over te gaan. Landelijk waren er geen
tekeningen beschikbaar, zodat de gegevens bij de bestaande vletten moest worden
verzameld. In 1970 werd begonnen met het opmeten van ongeveer 100 vletten om
de gemiddelde afmetingen vast te kunnen stellen. Aan de hand van de verkregen
meetgegevens zijn er tekeningen gemaakt en werd een serie van 6 vletten gerealiseerd
met de frequentie van 1 casco in de 3 weken.
Vanwege de vele blijken van interesse voor de gegevens en de tekeningen, is
op initiatief van schipper Jaap Everts, door de Landelijke Admiraliteit besloten
de gegevens gebundeld op te nemen in het Blauwe Vademecum.
Henk Bos.